Econoom Christiane von Berg schetst een beeld van het economisch jaar 2023 in Nederland.
In de econometrie zijn er vele benaderingen om de toekomst te voorspellen wanneer men geen nieuw bewijs heeft. Eén mogelijkheid is dat de economie terugkeert naar het lange termijngemiddelde (onder het motto: ‘We hebben het altijd zo gedaan’); een andere is dat het nabije verleden zich gewoon herhaalt. Als we dit laatste scenario toepassen op de jaren 2020, staat ons opnieuw een jaar van risico's en slecht nieuws - maar ook van verrassende wendingen - te wachten. Dus, met dat in gedachten, houden we vast aan de traditie van de nieuwe jaren 20 dat voorspellingen weinig zin hebben omdat het onwaarschijnlijk is dat ze uitkomen. In plaats daarvan gaan we in op enkele mogelijkheden hoe de economie zich in 2023 zou kunnen ontwikkelen.
Als er één economie is die mij vorig jaar positief verraste, dan was het wel Nederland. Eerlijk gezegd, wie had gedacht dat Nederland zo goed stand zou houden met een inflatie die als een ontploffende snelkookpan door het dak ging? Nou, het uitgangspunt was duidelijk. Degenen die flexibele gascontracten hadden met hun leveranciers trokken afgelopen voorjaar natuurlijk aan het kortste eind. Mijn weliswaar "Duitse" visie was dan ook dienovereenkomstig, uhh, nu zal Nederland al zijn geld bij elkaar moeten houden om zijn gebruikelijke consumptie zo lang mogelijk op peil te houden. Het consumentenvertrouwen kelderde immers en het ene negatieve record volgde op het andere. MAAR: toen kwam de GDP-release voor het tweede kwartaal van 2022 en hoewel Nederland het hoogste inflatiepercentage van West-Europa had, groeide de economie tegelijkertijd sneller dan elk ander land uit die regio.
Wat gebeurde er? Wel, in plaats van alles in het zwart te zien zoals de Duitse buren, was het motto waarschijnlijk: nu meer dan ooit. Naast de wereldhandel, die weer op gang was gekomen na de versoepeling van de COVID-maatregelen, waren de particuliere consumptie en de investeringen de belangrijkste factoren achter de sterke groei. Hoewel er minder goederen werden gekocht, werden er bruiloften en verjaardagen gevierd, feestjes gehouden en natuurlijk gereisd. Zoals een Nederlandse vriend me ooit zei: we zijn met 17 miljoen inwoners, maar slechts een fractie is thuis. Als we eerlijk zijn, is dat ook een heel normale reactie. Wie weet wat de toekomst brengt. Tussen een pandemie, een oorlog en gastekorten in, ging ook ik liever op vakantie. Naarmate het jaar vorderde nam de economische activiteit wat af, maar dat kwam ook door de sterke cijfers in het voorjaar. Niemand kan dit (feest)niveau lang volhouden.
Blijft dat zo? Dat is waarschijnlijk de quizvraag van het jaar. Het hangt volledig af van hoeveel middelen er nog in de economie zitten. Ja, de inflatie drukt de particuliere consumptie, en er zijn veel mensen die zich hun gebruikelijke aankopen niet meer kunnen veroorloven. Maar: we kennen het aantal of de potentiële koopkracht van deze mensen niet in verhouding tot de consumentengroep die nog wel goed kan consumeren en die door de besparingen van de afgelopen jaren veel in te halen heeft. Omdat het maatschappelijk niet goed valt om in tijden van schaarste over grote kerstcadeaus te praten, zullen deze groepen mensen (en ja, daar reken ik mezelf ook toe) zich niet publiekelijk uitlaten. Het consumptiepotentieel is dus uiterst onduidelijk - vooral als het gaat om diensten waar mensen de afgelopen jaren zonder hebben gezeten. Als ik naar de boekingscijfers van de skigebieden in Oostenrijk kijk, lijkt er in ieder geval vanuit Nederland veel te gebeuren. Ik bereid me in ieder geval weer voor op een golf van gele kentekens op de Duitse autobahn.
Ook bedrijven zouden hun investeringsbeslissingen kunnen vervroegen om hun financiering alsnog tegen acceptabele rentes rond te krijgen. De ECB zit immers nog steeds in haar renteverhogingsfase. Toch zou een geldige veronderstelling ook zijn dat de verrassend dynamische economische cijfers niet onbeperkt kunnen aanhouden, maar dat er in de wintermaanden en in het voorjaar een afkoeling van de economie (zij het minder drastisch) zal optreden. Dit alles hangt af van de ontwikkeling van de energieprijzen. Een ruw ontwaken voor West-Europa en dus ook voor Nederland zou eerder volgend najaar kunnen plaatsvinden, wanneer de gasopslagplaatsen zonder hulp van Rusland gevuld moeten worden. Dan begint de concurrentie om de bronnen weer, maar het aanbod zal dit keer kleiner zijn.
Het is verbazingwekkend hoe mensen wennen aan risico's die in vroegere tijden de slaap zouden hebben ontnomen. Maar dat is precies de stand van zaken in de jaren 2020. Mensen leren leven met hoge inflatie. Afgezien van de schommelingen die de energieprijzen veroorzaken, zullen de consumentenprijzen het komende jaar voorlopig blijven stijgen, maar in een veel trager tempo, omdat de overheid sommige prijsstijgingen opvangt via maatregelen zoals de energieprijsrem. Hierdoor zal het inflatiecijfer dan mathematisch dalen, omdat dit altijd een vergelijking is met de prijsstijging van het voorgaande jaar. In de komende herfst en winter zal het echter waarschijnlijk moeilijk worden. Als u dacht dat Duitsland dit jaar als een octopus alle beschikbare capaciteit (gas) al had opgekocht, maak dan uw veiligheidsgordel vast voor de komende herfst. Dit zal op zijn beurt de inflatie ondersteunen. Het zal enige tijd duren voordat deze twee schalen tot rust komen.
De hele zaak wordt gevoed door de pensionering van de babyboomers op de arbeidsmarkt. Met hen gaat een groot aantal ervaren, hardwerkende en ook zuinige mensen met pensioen, terwijl de resterende, veel kleinere beroepsbevolking nu meer marktmacht heeft. Dit betekent dat eisen voor hogere lonen en/of kortere werktijden en andere extra's veel eerder zullen worden uitgevoerd (wie kan het de jongere generaties kwalijk nemen, die met zoveel crises en onzekerheden zijn opgegroeid). Het gestegen prijsniveau zal dus nog wel even aanhouden. Als daarbovenop nog eens de bestaande problemen met de bevoorradingsketen blijven bestaan, wordt het echt moeilijk. Er is hier tenminste een lichte verlichting. Door de trage economische vertraging in Europa daalt de wereldwijde vraag en tegelijkertijd versoepelt China zijn nul-COVID-beleid althans enigszins.
De staat is de afgelopen jaren voortdurend in actie gekomen. Het motto is 'na de crisis is voor de crisis'. Al heeft de heer Rutte echt de tijd genomen. Terwijl overal in Europa de regeringen de ene na de andere maatregel hebben genomen, zagen we in Nederland eerst slechts een schouderophalen, terwijl de inflatie veel sneller ging dan elders. De veerkracht van de Nederlandse economie heeft dus ook een keerzijde. Vervolgens kwam er in september een kleine veeg uit de pan, met klassieke Europese energiemaatregelen zoals een energieprijsrem of belastingverlaging en ook een verhoging van het minimumloon.
Overheidssteun blijft dus een belangrijke pijler van de economie in de jaren '20. Bij het huidige schuldniveau is dit nog steeds een houdbare strategie. Het zal echter moeilijk worden als de komende jaren crisisjaren blijven. Heel Europa vertrouwt immers op de begrotingsdiscipline van de Noord-Europeanen, en eerlijk is eerlijk, als het Maastricht-criterium van 3% overheidstekort in 2023 weer doorbroken wordt, is dat begrijpelijk, maar het past niet echt bij de reputatie van de Zuinige Vier. En dan is er nog Groningen. Wil iemand weddenschappen afsluiten over wanneer het echt ophoudt? Ik geloof het pas als de gaskraan eindelijk wordt dichtgedraaid.
Ook de ECB heeft nu haar handen vol. Terwijl zij de afgelopen 15 jaar een expansieve koers heeft gevolgd, heeft zij eerst haar voet van het monetaire gaspedaal moeten halen, vervolgens op de rem moeten trappen en tenslotte in zijn achteruit moeten gaan, praktisch op een snel parcours. Er zijn nog nooit zoveel en zulke grote rentestappen geweest in haar geschiedenis. Het zou echter een misvatting zijn te geloven dat de centrale bank de huidige economie in de eurozone opzettelijk wil afremmen door de rente te verhogen om de inflatie terug te dringen. Dat is ook een effect, heel duidelijk - maar de ECB is zich ervan bewust dat de extreem sterke inflatie niet wordt aangedreven door een sterke economische kracht, maar door externe omstandigheden. Nee, de focus van de ECB is erop gericht haar geloofwaardigheid op de financiële markten niet te verkwanselen om de lange termijn inflatieverwachtingen binnen het streefbereik van 2% te houden. Dat, samen met de waardevermindering van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar, die de facto een inflatie-import is, drijft de monetaire bewakers in Frankfurt. In 2023 zou het spel in afgezwakte vorm moeten worden voortgezet, afhankelijk van de feitelijke economische ontwikkelingen, de inflatie en de renteschommelingen op de financiële markten voor de eurolanden met een te hoge schuldenlast. Niemand heeft gezegd dat het werk gemakkelijk zou zijn.
Het verhaal van de insolventieparadox ging in 2022 verder, althans aanvankelijk. Dit beschrijft een economische situatie die eigenlijk zou moeten leiden tot meer bedrijfsinsolventies, maar in werkelijkheid weinig faillissementen oplevert. Vanaf het begin van de oorlog, toen de prijzen omhoog schoten (d.w.z. vanaf maart 2022), deden verhalen de ronde dat de golf van faillissementen eraan zat te komen, maar nu echt. Nuchter bekeken kan voor Nederland, althans voor dit jaar, eerder een langzame normalisatie worden vastgesteld. Tot en met juli bevond het aantal bedrijfsinsolventies (exclusief zelfbeheerschappen) zich nog steeds op het extreem lage niveau van 2021. Vanaf augustus was er sprake van enige stijging. Tot en met november steeg het aantal faillissementen op jaarbasis met 17%. Dat klinkt als een momentum, maar niet als een golf. In feite is dit niet eens een normalisering, want vergeleken met dezelfde periode in 2020 en 2019, die in een historische context ook zeer lage aantallen kenden, lag het aantal insolventies nog steeds respectievelijk 36% en 44% lager.
Het aantal insolventies is echter één ding, maar de schade daarvan is iets anders. In Duitsland bijvoorbeeld waren de bedrijfsinsolventies in 2020 en 2021 ook zeer laag in aantal. De schade daarvan was echter even hoog als laatst in 2009. Maar ook in Nederland blijft de schade binnen de perken. Ook hier wordt een normalisatie zichtbaar. Zo steeg het aantal door faillissementen getroffen banen in de eerste drie kwartalen van 2022 met 44% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. In vergelijking met 2020 en 2019 zijn ze echter respectievelijk 56% en 65% lager. De paradox blijft dus bestaan.
Samenvattend kan worden gezegd dat de tijden even onzeker zijn als in het verleden. Wie weet of de oorlog in Oekraïne zal escaleren of dat nieuwe onderhandelingen door gebrek aan middelen meer voor de hand liggen? Ook zou de COVID om de hoek kunnen komen kijken met een nieuwe agressieve variant of zou China kunnen proberen Taiwan binnen te vallen. Wat wel duidelijk is, is dat je de Nederlandse economie nooit voortijdig moet afschrijven, want die is veerkrachtiger dan velen denken. Of om het met de woorden van de "dichter" Lenny Kravitz te zeggen: It Ain't Over 'Til it's over!
Auteur: Christiane von Berg, econoom voor Noord-Europa en België | Coface
Bedrijfsinformatie, kredietverzekering, zakelijk incasso.... Wat heb jij nodig om verder te groeien? Wij helpen je graag in een persoonlijk adviesgesprek.